Han Wezelaar, De Bevrijding, 1948

Afb. 1: Han Wezelaar, De Bevrijding, 1948, gips, 142 x 165 x 65 cm.

In het begin van zijn carrière legt Han Wezelaar (1901-1984) zich vooral toe op het kubistische expressionisme. Hierbij kan gedacht worden het aan het iconische beeld De Verwoeste Stad (1951) van de Russisch-Franse beeldhouwer Ossip Zadkine, die tevens een van Wezelaar’s leermeesters is in 1925 wanneer hij woonachtig is in Parijs. Rond 1930 wordt hij echter steeds meer beïnvloed door de ingetogenere stijl van het Neoclassicisme, dat in Parijs belangrijker wordt dankzij invloedrijke beeldhouwers als Aristide Maillol en Charles Despiau. Toen Wezelaar vanaf 1934 weer definitief in Nederland ging wonen, zette hij samen met anderen deze stroming in Nederland op de kaart.[1]                   

De Bevrijding (afb. 1) toont Wezelaar’s schatplichtigheid aan Aristide Maillol. Het werk doet niet alleen denken aan Maillol’s Monument á Cézanne (1912/1925), maar ook aan een bronzen werk als L’Air (1938)[2]. Zowel Wezelaar’s beeld als beiden beelden van Maillol bestaan uit een liggende vrouwenfiguur. De geklede vrouw in het werk van Wezelaar is zittend, achterover leunend op één arm weergegeven.  De dynamische en schijnbaar gewichtloze pose waar Maillol naar leek te streven, was waarschijnlijk niet wat Wezelaar in gedachte had. “Het gaat er niet om een picturaal of plastische acrobatiek te vertonen”, vertelt Wezelaar omstreeks 1942, “die hoe boeiend en aantrekkelijk ook voor den kunstliefhebber en voor den kunstenaar, ten slotte een vorm is zonder inhoud, een lichaam zonder ziel.”[3] De vormgeving van een beeld is dus volgens Wezelaar van onderschikt belang. De ziel of essentie van het beeldhouwwerk, die iedereen zonder enige moeite zou moeten kunnen waarnemen, lijkt voor hem voorop te staan. Een grote mate van realisme is hierbij van belang, zoals ook blijkt uit De Bevrijding, maar Wezelaar wil niet bestempeld worden als een realistische kunstenaar: “Feitelijk ben ik zoowel [sic] anti-naturalistische als anti-abstract. De waarheid ligt volgens mij in het midden.”[4]

 

Afb. 2: Han Wezelaar, Bevrijdingsmonument, 1951, kalksteen

Uit brieven aan vrienden blijkt dat Wezelaar niet tevreden was over De Bevrijding.[5] Hoewel het beeld dankzij het goedbezochte Sonsbeek ‘49 een zekere bekendheid krijgt, neemt de kunstenaar zelfs het besluit om het na afloop van de tentoonstelling te vernietigen. Een tweede ontwerp dat hij in hetzelfde jaar maakt, wordt het uiteindelijke ontwerp voor het oorlogsmonument dat tot op heden te zien in Roosendaal (afb. 2). Afgezien van het feit dat het ook nu een vrouwenfiguur betreft, wijkt het monument behoorlijk af van De Bevrijding; in plaats van een gestrekte figuur zien we nu een ineen gedoken vrouw met opgeheven hoofd, die haar geboeide handen bevrijdt.

[1] J.B.J. Teeuwisse, Han Wezelaar. Statuaire, Zwolle 2003, p. 7.
[2] Dit werk maakt nu deel uit van de collectie van het Kröller Müller Museum en is te zien in de beeldentuin.
[3] L. Braat, Uit de werkplaats der beeldhouwers: Mari Andriessen, Prof. J. Bronner, F.J. van Hall, Gijs Jacobs van den Hof, Hildo Krop, John Raedecker, L.H. Sondaar, en H. Wezelaar,  Amsterdam 1942, p. 88.
[4] Ibidem, p. 92.
[5] J.B.J. Teeuwisse, Han Wezelaar. Statuaire, Zwolle 2003, pp. 178, 179.

nl_NLDutch